Ik ben Wout Zilverberg
Met mijn jarenlange ervaring binnen het voortgezet onderwijs en diverse leidinggevende rollen wil ik graag mijn kennis en mijn visie delen. Het voortgezet onderwijs gaat mij aan het hart.
Een stukje geschiedenis
Sinds het einde van de jaren tachtig was ik leraar (geschiedenis en maatschappijleer), onderwijscoördinator en Tweede-fase-ontwikkelaar in het mavo-havo-vwo-onderwijs. Door de brede scala van activiteiten raakte ik steeds meer geïnteresseerd in de sturingsvragen die spelen in het VO. De vragen die me vooral interesseren luiden: hoe stimuleer je het samen leren, hoe verbind je leraren aan een gezamenlijk doel dat ook echt het doel van die leraren zelf is?
Bij het opzetten van de Tweede Fase (jaren 1995-1999) werd het mij steeds duidelijker dat het voortgezet onderwijs een grote stap moest zetten. Weg van de houding ‘ik doe mijn eigen ding in mijn lessen’ naar de opvatting dat onderwijsgeven een zaak van een team is. Ook: een bijeengezette groep leraren vormt niet zomaar team waarin het om gedaan wordt. Een team kan pas krachtig zijn als er sprake is van een gezamenlijk doel dat ook ervaren wordt als ‘van iedereen’, onderling erkende professionele ruimte en wederzijdse afhankelijkheid en geloofwaardig en geaccepteerd leiderschap.
Vanaf 1996 had ik managementtaken en heb ik leiderschapsfuncties bekleed en sinds 2002 was ik direct leidinggevende eerst van leraren, later van teamleiders. Onderwijskwaliteits- en sturingsvragen waren mijn dus jarenlang mijn dagelijks ‘cup of tea’.
In 2016 rondde ik mijn master Educational Leadership (MEL) af. Deze opleiding bij het CNA was de oorzaak dat ik mijzelf als schoolleider ‘opnieuw uitvond’. Ik werd mij bewust dat de focus van een schoolleider moest liggen op het leren van de professionals, leraren zowel als teamleiders. In deze jaren heb ik met jonge en ervaren teamleiders mogen oplopen in hun ontwikkeling naar sterke onderwijskundige leiders. Dit vond ik het mooiste deel van mijn werk.
Voor mijn studie deed ik onderzoek naar de professionele samenwerking binnen de vakgroep van mijn school. Mijn conclusie was dat de mate van samenwerking binnen de vakgroep en de behoefte aan samen leren afnemen als de leraar als mens (eigen opvattingen, eigen competenties) meer in het geding is. Leraren delen gemakkelijk een tip voor een bruikbare link op internet, maar vinden het delen en bespreken van een visie op het eigen vak ingewikkelder, praten graag samen over een PTA, maar vinden het samen reflecteren op hun eigen aanpak in de les minder van belang. Terwijl juist die gemeenschappelijke opvattingen en leservaringen zo essentieel zijn voor echt samenwerken en samen professionaliseren.
1. Het leren van leerlingen dient centraal te staan en niet (‘de leerling centraal’). Dit uitgangspunt is bepalend voor het werk van een schoolleider. Deze moet zijn/haar werk richten op het versterken van de vaardigheid en deskundigheid van de leraren op dit centrale thema.
2. Een gemeenschappelijke focus in een team is voorwaardelijk voor effectieve samenwerking en onderlinge betrokkenheid: er moet duidelijkheid zijn over de vraag welk centraal doel het team heeft.
3. Binnen een team moeten de leden onderling afhankelijkheid ervaren. Dit is een voorwaarde voor wezenlijke onderlinge betrokkenheid en samenwerking.
4. Er moet duidelijkheid zijn over welke vorm van professionele autonomie er gehanteerd wordt en wat de grenzen aan die autonomie zijn.
“Wout zijn ervaring was voor mij zeker waardevol en heeft ook weer tot nieuwe inzichten geleid. “
– Een teamleider